Soms begin je aan een project met een plan. Je weet wat het moet worden, je kiest de kleuren en de stoffen, het patroon. Snijdt al je stukjes en naait ze aan elkaar. Heerlijk. Zoals Hannibal in the A-team al zei: “I love it when a plan comes together”.
Maar soms heb je geen zin in plannen. Wil je naaien en zien wat er onder je handen ontstaat. Kies je stoffen en kleuren en ga je gewoon aan de slag. En dan bedenk je later wel waar je het voor gaat gebruiken.
Voor dat soort momenten vind ik het zgn. string piecing een geweldige techniek. String is het woord voor een strookje, een restje. Maar een string is iets anders dan een strip. Dat is ook een strookje, maar met een bepaalde maat, en recht. Een string hoef niet recht te zijn, je kunt breed en smal mixen en met iedere lengte kun je wel uit de voeten. ‘Piecing' is het aan elkaar naaien van die strookjes.
Wat is er nu zo leuk aan ‘string piecing’? Je kunt met al je restjes werken. Het is niet moeilijk. En het resultaat is altijd geweldig.
Mijn favoriete methode is om de strookjes op een ondergrond van papier te naaien. Het papier geeft een stevige basis. Daarop kun je ook stoffen te verwerken die meer rekken dan de standaard quilt katoen. B.v. restjes oude kleding. Zo kun je ook heel makkelijk een duurzaam project maken.
Hoe werkt dat dan? Ik begin met een vierkant stukje papier. Ik naai de strings over de diagonaal van het vierkant, dat levert nl. een leuk blokje op waar je later mee kunt spelen om een spannend ontwerp te maken.
Het eerste strookje leg je in het midden van het papier, met de goede kant naar boven, over de diagonaal van het vierkante stukje papier. Ik zet het meestal met een speld vast. Anders zwabbert het alle kanten op. Dan leg je een tweede strookje met de goede kant naar beneden op strookje 1, randen op elkaar. En dan naai je het vast, door de stof en het papier heen. Zorg ervoor dat de strookjes een stukje uitsteken buiten het papier.